De stad Charleroi heeft onlangs een herdenkingstuin aangelegd ter ere van de zes meisjes die het slachtoffer werden van Marc Dutroux. Het ontwerpteam, bestaande uit Reservoir A, Carbonifère, Christophe Terlinden en de bouwmeester van Charleroi, hebben de aangeklaagde site voorzien van een tuin met kleurrijke vegetatie achter een muur van wit geglazuurde baksteen.

De verschrikkelijke gebeurtenissen die plaatsvonden in Charleroi tussen 1995 en 1996 verwoestten het leven van de families van de ontvoerde meisjes, zonden schokgolven door het land en kerfden een diep litteken in de buurt met het beruchte huis. Op vraag van de stad Charleroi werd nagedacht over een herdenkingsruimte op de plaats waar vroeger het huis van Dutroux stond.

Hoe een ruimtelijk antwoord te geven op de verschrikkelijke daden waarvan Julie, Mélissa, Sabine, Laetitia, An en Eefje het slachtoffer waren? De architecten van Reservoir A, de landschapsarchitecten van Carbonifère en de kunstenaar Christophe Terlinden lieten zich inspireren door de definitie die de politieke filosofen Joan Tronto en Berenice Fischer gaven aan het begrip "zorg". Deze laatste definieert "zorg" eenvoudig gezegd als elke menselijke activiteit die gericht is op het onderhouden, bestendigen en herstellen van onze wereld (inclusief onze omgeving en ons lichaam) zodat we er zo goed mogelijk in kunnen leven.
Het ontwerpteam, samen met de bouwmeester van Charleroi, wilde de zwaar beladen plek "herstellen" als een plek die ook kon bijdragen aan het herstel van de buurt - op verschillende manieren. Ten eerste het herstellen van de emotionele wond veroorzaakt door de ontvoeringen door het aanleggen van een herdenkingstuin. Ten tweede de fysieke restauratie van de plek aan de Avenue de Philippeville, waar de huizen 124 en 128 in 2022 werden gesloopt.

Aanvankelijk wilden de ouders van de slachtoffers niet dat het huis van Dutroux werd vernietigd; ze wilden er een herdenkingstuin van maken. Na onderling overleg werd besloten om de huizen toch te slopen en een herdenkingstuin aan te leggen. Bij de sloop werd een gebied van ongeveer 250 m2 vrijgemaakt. De tuin is omgeven door een bakstenen muur, op verzoek van de ouders breed en hoog genoeg om mensen op afstand te houden van de eigenlijke gedenkplek. Op deze manier blijft de sereniteit van de plek behouden.

Achter de muur ligt de (niet toegankelijke) tuin op een "grafheuvel", waaronder echter de gruwelkelders bewaard zijn gebleven. De heuvel verhoogt de tuin en maakt hem zichtbaar voor de buurt. De planten- en boomsoorten zijn gekozen door de tuinarchitecten van Carbonifère zodat de tuin groen blijft en het hele jaar door kleurrijke bloemen biedt.
De witte geglazuurde bakstenen dragen bij aan de serene uitstraling van de gedenkplaats. In de muur is een nis gemaakt waarin je bijvoorbeeld een bloem of een kaars kunt plaatsen. De steunberen die tijdens de sloop bloot kwamen te liggen, werden geïntegreerd in het nieuwe volume.

Lange tijd camoufleerde een schilderij de panelen die de gevel van het huis bedekten. De afbeelding, een wegrennend kind met een vlieger erboven, maakt deel uit van het collectieve geheugen van de inwoners van Charleroi. Kunstenaar Christophe Terlinden maakte de afbeelding na op een van de aangrenzende muren. Naast deze muurschildering werden ook de nis, hoogte en vorm van de muur door Terlinden bedacht, evenals de verlichting op de site.

Voor de muur is een verbreed trottoir aangelegd met klinkers in antracietbruin met een rode tint. Hierdoor sluiten ze aan bij het metselwerk van de gevels in de buurt. Het geheel wordt verlicht door een bestaande lantaarnpaal op het kruispunt, nu opgenomen in het verbrede trottoir, op voorstel van kunstenaar Christophe Terlinden. Het licht van de lantaarnpaal bedekt de rijbaan en het bloembed in de tuin, terwijl specifieke verlichting in de tuin de bomen uitlicht.
De realisatie van de herdenkingstuin herstelt tegelijkertijd ruimtelijk de locatie van de gesloopte percelen. De renovatie van de aangrenzende straten moet de buurt ondersteunen en het imago opwaarderen, meldt de gemeente.