Over water, via het kanaal Gent-Terneuzen, verbonden met de wereldzeëen, is de site op de kade in de haven van Gent een schakel tussen de houtproducerende landen en de continentale afzetmarkt. Ruw hout wordt per schip gelost, opgeslagen, verwerkt en getransporteerd over land. De maat van het havengebied is dominant in de dokken, bevolkt door zeereuzen, tussen windmolens en verafgelegen fabrieken die door hun afstand nog omvangrijker lijken te worden.
Daar, tussen de opslaggebouwen voor hout die wel eindeloos lijken door te gaan en de schaverij, vervolledigt het onthaalgebouw met centrale administratie de productiesite. Het is een onthaalgebouw voor vrachtwagenbestuurders die op de site ruw of verwerkt hout ophalen en voor klanten die de site bezoeken. Het is het ogenblik dat de vrachtwagen, bulldozer of wagen wordt verlaten en voet aan de grond wordt gezet. Het besef dat men zich dan tussen objecten begeeft met een schaal die onbevattelijk veel groter is dan die van de mens.
Op die plaats wordt de productiesite afgebouwd met een programma dat inzake voetafdruk verdwijnt in het niets tussen de reuzen maar essentieel is om er als mens een plek te vinden. Het is een luwte op het bedrijfsterrein, een veilige plaats waar men steeds naar kan terugkeren. Zoals de site op zichzelf een schakel is op mondiale schaal, zo ook is het gebouw een schakel tussen de programma’s op de site. De footprint van het gebouw vertrekt van een eenvoudige rechthoek die wordt bijgeschaafd tot een prismatische vorm, gedicteerd door circulatieroutes op de productiesite. Onder een flauw hellend dak worden op het gelijkvloers onthaal, cafetaria en vergaderzalen van diverse maat georganiseerd. Hogerop onder het dak kijken de permanente werplekken uit over het industriële landschap. Dak, schijven en vloeren zijn geconstrueerd uit cross laminated timber dat als dominant materiaal aansluit bij het opgeslagen hout dat de site van het houtverwerkingsbedrijf structureert.